logo  
SGD nieuwsbrief Q1-2017
Uitschrijven - webversie

De SGD-Nieuwsbrief informeert over de ontwikkeling van de regelingen van de SGD. De inhoud van de regelingen wordt opgesteld door de Colleges van Belanghebbenden en wordt getoetst en goedgekeurd door het SGD-bestuur.

Heeft u opmerkingen of vragen, neem dan contact op met uw vertegenwoordigers in het College van Belanghebbenden. U vindt de samenstelling van deze colleges op de website van de SGD. U kunt uw vragen of opmerkingen ook richten aan het secretariaat via info@geborgdedierenarts.nl.

Deze Nieuwsbrief verschijnt 4 keer per jaar. Alle geborgde dierenartsen ontvangen deze nieuwsbrief automatisch. Anderen ontvangen de SGD-Nieuwsbrief omdat ze zich hiervoor hebben opgegeven.

 

Vergaderdata Colleges van Belanghebbenden en SGD-bestuur  2e kwartaal 2017

CvB Geborgde Vleeskalverdierenarts

10 mei

CvB Geborgde Rundveedierenarts

11 mei

CvB Geborgde Varkensdierenarts

23 mei

CvB Geborgde Pluimveedierenarts

1 juni

SGD Bestuur

16 juni
 
 

Samenstelling bestuur SGD: nieuw bestuurslid Toon van Hoof

Op 24 maart jl. is de heer A.J.M. (Toon) van Hoof conform statuten benoemd tot lid van het SGD-bestuur. Toon van Hoof is een ervaren bestuurder. In het recente verleden is hij onder meer portefeuillehouder diergezondheid van LTO, lid van de commissie Diergezondheid Kwaliteit Runderen en voorzitter van ABRES Rundveehouderij geweest. Momenteel is hij voorzitter van de stuurgroep IBR BVD. Gezien zijn brede ervaring is hij bekend met het werkveld van dierenartsen, veehouders en de voedselproducerende industrie. Het SGD-bestuur is van oordeel dat Toon van Hoof door zijn inzicht in de materie, zijn kennis van de maatschappelijke en politieke discussie en zijn netwerk bij betrokken partijen, als bestuurslid een grote meerwaarde heeft voor het realiseren van de doelstelling van de SGD. Zijn eerdere verbondenheid aan LTO doet aan zijn onafhankelijkheid niet af. Toon volgt Geart Benedictus op in het bestuur van de SGD. Het bestuur van de SGD is Geart erkentelijk voor zijn inzet en inbreng vanaf de start van de SGD in 2011.

 

Resultaat 2016 van de regeling betreffende de gedifferentieerde auditfrequentie

In 2016 is om invulling te geven aan de administratieve lastenverlichting de regeling voor een gedifferentieerde auditfrequentie ingevoerd. Dit houdt o.a.in dat geborgde dierenartsen die geen major tekortkoming én drie of minder minors hebben, in  aanmerking komen voor een auditfrequentie van eens in de twee jaar in plaats van één keer per jaar.
De resultaten van de audit van 2016 zijn daarvoor het startpunt. Dierenartsen die in de audit in 2016 aan bovengenoemde voorwaarde voldoen, ontvangen een certificatiebewijs dat 2 jaar geldig is. Zij staan dus in 2017 niet op de rol voor een reguliere audit.

Het bestuur constateert met tevredenheid dat een groot aantal geborgde dierenartsen voor de lage auditfrequentie in aanmerking komt (zie onderstaande tabel).
Om het kwaliteitssysteem te borgen zal de SGD aan de Certificerende Instelling VERIN wel de opdracht geven om bij een representatieve steekproef van dierenartsen (√n) een ‘onaangekondigde’ audit uit te voeren. De kosten van deze niet aangekondigde at random audits worden door de SGD betaald.

Hieronder is per regeling te zien welk percentage van de geborgde dierenartsen in 2016 een certificaat met een geldigheidsduur van 2 jaar uitgereikt heeft gekregen.

 

percentage in 2016 certificaat 2 jaar geldig verkregen

Geborgde Rundveedierenartsen

41%

Geborgde Varkensdierenartsen

49%

Geborgde Vleeskalverdierenartsen

63%

Geborgde Pluimveedierenartsen

75%

 

Resultaat 2016 van de invoering recidive-regeling

In de regelingen van de Geborgde Rundveedierenarts, de Geborgde Varkensdierenarts en de Geborgde Vleeskalverdierenarts wordt gewerkt met de ‘recidive-regeling’. Deze regeling heeft tot doel het vrije grote aantal minor tekortkomingen omlaag te brengen.
De recidive-regeling houdt in dat een minor-tekortkoming die ook bij de voorgaande audit al als tekortkoming was aangemerkt, wordt beoordeeld als een major-tekortkoming.

Bij de Geborgde Rundveedierenarts is in 2016 voor het tweede jaar met deze regeling gewerkt.
Wat uit de resultaten zichtbaar wordt, is dat de regeling minder tot het terugbrengen van het aantal minor tekortkomingen heeft geleid dan verwacht.
Een van de redenen kan de onbekendheid van de regeling zijn. Daarom  is besloten dat VERIN in de aankondiging van de reguliere audit bij de dierenarts expliciet op de recidive-regeling wijst.

 

De meest voorkomende tekortkomingen in audits

Hieronder een overzicht van de tekortkomingen die relatief vaak geconstateerd worden tijdens de audits:

t.a.v. de 1-op-1 overeenkomsten:

  • het hanteren van een verouderde versie van de bilaterale overeenkomst met de veehouder voor nieuwe 1-op-1 relaties (zie website SGD voor de meest recente versie);
  • het ontbreken van de handtekening van de veehouder op de digitale 1-op-1 overeenkomst.

t.a.v. het Bedrijfsgezondheidsplan (BGP) en het Bedrijfsbehandelplan (BBP):

  • het ontbreken van het UDN van de dierenarts en de handtekening van de veehouder op het BGP en BBP. Als het BGP en BBP in één document verenigd zijn -zoals in de varkenshouderij- is één keer ondertekenen door dierhouder en dierenarts voldoende;
  • het niet tijdig evalueren en actualiseren van het BGP en BBP.

t.a.v. (de registratie van) diergeneesmiddelen:

  • het ontbreken van leveringen van medicatie in de door EZ aangewezen centrale databanken (binnen 14 dagen na levering), het onjuist invoeren van leveringen of het werken met onjuiste omrekenfunctie;
  • het incompleet zijn van de visitebrieven of logboeken, met name betreffende de vermelding van alle benodigde gegevens over het geneesmiddel (RegNL’s bij rundvee, batchnummers etc.);
  • bij rundvee/zie normvoorschrift GDVD.05: het niet registreren van off-label use en cascade-use en het ontbreken van aangepaste wachttijden. De dierenarts die afwijkt van de bijsluiter is verantwoordelijk voor de juiste registratie met argumentatie en communicatie naar de veehouder inclusief de aangepaste wachttijd om de voedselveiligheid te waarborgen.
 
Geborgde Rundveedierenarts
Rundveedierenarts
 

Bijwoningen Periodiek Bedrijfsbezoek: een duidelijk beter resultaat

In opdracht van de SGD heeft Qlip in 2016 bijwoningen uitgevoerd bij 58 dierenartsen om te toetsen in hoeverre het Periodiek Bedrijfsbezoek wordt uitgevoerd conform het Protocol Periodiek Bedrijfsbezoek. Uit de bijwoningen blijkt dat alle dierenartsen bekend zijn met het protocol Periodiek Bedrijfsbezoek. De bezoeken zijn ook in alle gevallen uitgevoerd conform protocol. Tijdens de bijwoningen is geconstateerd dat er geen attentiedieren zijn ‘gemist’. In enkele gevallen zijn er echter meer attentiedieren opgeschreven dan volgens het PBB-waarnemingsprotocol vereist is. Voor melkveehouders is de consequentie hiervan dat van deze dieren geen melk mag worden geleverd.
Het CvB heeft zich begin 2016  uitgelaten over de wenselijkheid om het inzien van de dierziekten- en diergeneesmiddelenadministratie als een verplichting op te nemen in het protocol. Dit staat op dit moment niet als een verplichting maar als een aanbeveling in het protocol en leidde dus bij de genoemde 3 dierenartsen niet tot een formele tekortkoming. Dit en nog enkele onduidelijkheden die geconstateerd zijn tijdens de bijwoningen en de kennistoetsen van het PBB zijn besproken met Qlip (eigenaar van het PBB protocol) en worden door Qlip meegenomen in de evaluatie van het protocol. Voor de tweede helft van 2017 staan opnieuw bijwoningen van het Periodiek Bedrijfsbezoek op de agenda.

 

Resultaat toetsing Bedrijfsgezondheidsplan 2016

In 2016 is van iedere geborgde Rundveehouder met 1-op-1 relaties een Bedrijfsgezondheidsplan besproken in intercollegiaal overleg en getoetst door de faculteit Diergeneeskunde te Utrecht.  De toetsing in 2015  leverde 25 % ‘onvoldoende’ scorende BGP’s op. In 2016 scoorde 10,6 procent van BGP’s een onvoldoende. De dierenartsen die een onvoldoende scoorden zitten momenteel in het herstelbeoordelingstraject. Deze herstelbeoordeling bestaat eruit dat binnen 3 maanden hetzij 3 ‘oude BGP’s van UBN’s aan te wijzen door de Certificerende Instelling’, hetzij 3 nieuwe nog op te stellen BGP’s ter toetsing worden aangeboden aan de faculteit Diergeneeskunde. De kosten hiervan bedragen 150 euro. In juni a.s. zullen de resultaten hiervan bekend zijn.

 

Toetsing Bedrijfsgezondheidsplan 2017

Voor de toetsingen in de tweede helft van 2017 geldt het volgende:

  • dierenartsen die in 2017 IKM-getoetst worden en hierop een voldoende ontvangen zijn vrijgesteld van toetsing van het BGP in 2017;
  • de niet-IKM getoetste dierenartsen kunnen kiezen tussen (1) bespreking en toetsing van één door de CI te bepalen BGP in een IOD, of (2) het ter toetsing insturen naar de faculteit Diergeneeskunde van 3 BGP’s van door de CI te bepalen UBN’s.

Wordt een onvoldoende behaald dan volgt het herstelbeoordelingstraject dat ook geldt voor 2016 (zie onder bovenstaand kopje).
Wanneer een voldoende wordt behaald in 2017, ontvangt de dierenarts een vrijstelling van toetsing in 2018. Deze vrijstelling geldt niet voor dierenartsen die pas na een herstelbeoordeling een voldoende halen. Om het kwaliteitssysteem te borgen zal de SGD in 2018  bij ca 30 dierenartsen (√n) steekproefsgewijs toetsen bij alle geborgde rundveedierenartsen die BGP’s opstellen. 

In de volgende SGD-Nieuwsbrief leest u meer over de organisatie en de kosten van de toetsing BGP en borging in 2017 en 2018.

 

Aanpassing beoordelingsprotocol betreffende de vastlegging van geleverde diergeneesmiddelen

GDA.03 gaat over het invoeren van alle op voorschrift geleverde diergeneesmiddelen in de centrale databank, GDA.06 gaat over het correct invoeren van de specificaties van antibiotica. VERIN heeft in het CvB Geborgde Rundveedierenarts aangegeven dat dit regelmatig leidt tot onduidelijkheid tijdens de audits: gaan de voorschriften nu over alle antibiotica of over alle op voorschrift geleverde diergeneesmiddelen? Het CvB Geborgde Rundveedierenarts heeft hierop de SGD geadviseerd om in beide voorschriften op te nemen dat het gaat over alle (op voorschrift geleverde) diergeneesmiddelen, daar hierdoor de onduidelijkheid weggenomen wordt en daar dit overeenkomt met het doel van de regeling. Het SGD-bestuur heeft dit voorstel bekrachtigd. Deze wijziging wordt doorgevoerd op 1 juli 2017.

 

Herzien formularium Melkvee en Vleeskalveren & Vleesvee

Normvoorschrift GDVC.02c schrijft voor dat het Bedrijfsspecifieke Behandel Plan dient te voldoen aan de meest recente versie van het formularium Melkvee en het Formularium Vleeskalveren en Vleesvee. Deze formularia zijn onlangs herzien. De recente versies treft u aan via de website van Werkgroep Veterinair Antibiotica Beleid:  http://www.wvab.nl/formularia.

Hier treft u het formularium Melkvee versie 1.1 van december 2016 en het formularium Vleeskalf en Vleesvee versie 1.0 van maart 2017.

Om te voorkomen dat alle bestaande BBP’s na het verschijnen van een nieuw formularium gelijk  allemaal moeten worden aangepast is de werkafspraak met de Certificerende Instelling dat de BBP’s die na de datum van het publiceren van deze gewijzigde formularia worden opgesteld of geëvalueerd, volgens het nieuwe formularium worden opgesteld of geëvalueerd en aangepast.

 

Naar aanleiding van vragen bij het secretariaat over controle  voorschrift GDA.07: de vierkantsvergelijking

Voorschrift GDA.07 stelt: de dierenarts voert ten minste eenmaal per kalenderjaar een nauwkeurige controle van de diergeneesmiddelenadministratie uit door vergelijking van de ontvangen en afgeleverde diergeneesmiddelen met de aanwezige voorraden, ten bewijze waarvan een verslag wordt gemaakt dat in elk geval de geconstateerde verschillen bevat.

Dit betekent in de praktijk van de audit dat bij de audit in 2017 een verslag aanwezig moet zijn over het kalenderjaar 2016.

 
Geborgde Varkensdierenarts
Varkensdierenarts
 

(reeds verzonden via Extra Nieuwsbrief aan Geborgde Varkensdierenartsen)

Sanctionering tekortkoming normvoorschrift GVD.104 opgeschort tot  1 juli 2017

Begin 2016 heeft IKB Nederland Varken de bilaterale overeenkomst varkenshouder- varkensdierenarts gewijzigd en gecommuniceerd dat varkenshouders aangesloten bij IKB Nederland Varken geen 1-op-1 overeenkomst met een geborgde varkensdierenarts hoeven te hebben. Het niet hanteren van de SGD-1-op-1 overeenkomst levert een tekortkoming op in de audit ten behoeve van registratie als geborgde varkensdierenarts. In afwachting van een oplossing voor het probleem waarvoor varkensdierenartsen zich gesteld zagen -nl. het afsluiten van 2 bilaterale overeenkomsten indien een varkenshouder is aangesloten bij IKB Nederland Varken-, heeft de SGD in 2016 besloten om voorlopig niet te sanctioneren op de tekortkoming op het normvoorschrift betreffende het afsluiten van de 1-op-1 overeenkomst van de SGD.

In september 2016 heeft IKB NV een verzoek tot erkenning van de 1-op-1 overeenkomst van IKB Nederland Varken gericht aan de SGD. In december 2016 heeft de SGD de voorwaarden gecommuniceerd waaronder erkenning van de door IKB Nederland Varken opgestelde 1-op-1 overeenkomst mogelijk is. Kortgezegd houden die voorwaarden in dat de 1-op-1 overeenkomst van IKB Nederland Varken gelijkwaardig dient te zijn aan de SGD-overeenkomst, en dat wordt voldaan aan de vereisten die noodzakelijk zijn om de afspraken in het Convenant Antibiotica-resistentie na te leven en verder te ontwikkelen. In hetzelfde schrijven heeft het SGD-bestuur IKB Nederland Varken uitgenodigd voor overleg.

Helaas heeft dit overleg nog niet plaatsgevonden. Het overleg staat gepland op 15 mei a.s. Dit heeft ertoe geleid dat de SGD heeft bepaald dat tot 1 juli 2017 niet wordt gesanctioneerd op het niet-nakomen van de verplichting om de 1-op-1 overeenkomst van de SGD te hanteren. Het niet-sanctioneren geldt alleen voor dit normvoorschrift, niet voor de voorschriften die voortvloeien uit de 1-op-1 overeenkomst.

Dit betekent dat vanaf 1 juli 2017 weer wordt gesanctioneerd op het niet-nakomen van de verplichting om de 1-op-1 overeenkomst van de SGD, of een gelijkwaardige, door de SGD geaccepteerde 1-op-1 overeenkomst  te hanteren.

 

Verplichte nascholing aangifteplichtige varkensziekten in 2017

In de vorige Nieuwsbrief is aangekondigd dat de geborgde varkensdierenarts verplicht is in 2017 nascholing te volgen op het onderwerp aangifteplichtige varkensziekten. Er is een uitnodiging tot het verzorgen van een aanbod gedaan dat dient te voldoen aan door het College van Belanghebbenden vastgestelde eisen. In de volgende Nieuwsbrief wordt u geïnformeerd over dit aanbod en de wijze waarop u kunt deelnemen. De geborgde varkensdierenartsen die reeds hebben deelgenomen aan de scholing die KNMvD en CPD op 15 november jl. hebben aangeboden, hebben door hier aan deel te nemen reeds aan de verplichting voldaan.

 
Online Monitoring Varken
Normvoorschrift GDVD.110 gaat over invoering van de tijdens het bedrijfsbezoek waargenomen klinische verschijnselen in de Online Monitor van de GD. Vanaf 1 april jl. is de lay-out van de Online Monitor veranderd. Bijgaande link (Online Monitoring) geeft informatie over de wijzigingen, geeft aan wat er met de data gebeurt, wat het oplevert en wie toegang heeft tot de informatie.  Meer over dit laatste punt is te vinden bij de veelgestelde vragen op de website van GD.
 
Geborgde Pluimveedierenarts
Pluimveedierenarts
 

Samenstelling College van Belanghebbenden

Het College van Belanghebbende Geborgde Pluimveedierenarts heeft 2 nieuwe leden:

  • Johan Kollenstart als opvolger van Otto van Tuijl, namens COBK
  • Arjan van Dijk als opvolger van Peter Vesseur, namens NEPLUVI

Als vaste vervanger van Johan Kollenstart is benoemd Wout van Wolfswinkel.
De SGD en het CvB willen de heren Van Tuijl en Vesseur bedanken voor hun inzet voor het College van Belanghebbenden vanaf de start van het CvB Geborgde Pluimveedierenarts.

 
Geborgde Vleeskalfdierenarts
Vleeskalverdierenarts
 

(reeds verzonden via Extra Nieuwsbrief aan Geborgde Vleeskalverdierenartsen)

Wijziging registratie diergeneesmiddelen Vleeskalveren in de databank

Er is besloten tot een aanvulling op het beoordelingsprotocol van de Geborgde Vleeskalverdierenarts betreffende de registratie van diergeneesmiddelen in de databank. Aanleiding is de wijziging van de berekening van de dierdagdosering voor de vleeskalverhouderij en daaruit voortvloeiend de Veterinaire Benchmark Indicator voor Vleeskalverdierenartsen. In voorschrift VKA.05 van het beoordelingsprotocol was reeds opgenomen dat ten minste de volgende gegevens over antibiotica dienen te worden ingevoerd: NAW en UBN van de houder, naam en registratienummer (UDN) van de dierenarts, de datum van levering van het antibioticum, naam en (registratie)nummer van het middel, de EAN-code en hoeveelheid.

Op dit normvoorschrift is nu de volgende aanvulling gekomen:
“…… daarnaast wordt het juiste subdoeldiertype vastgelegd: ‘blank’, ‘rosé start’, of ‘rosé-afmest’. Bij de typering op zgn. combi-bedrijven (met zowel rosé-start, als rosé-afmestkalveren: dus niet voor bedrijven met alleen blanke vleeskalveren, alleen rosé-start of alleen rosé-afmest) wordt de knip voor de registratie voor wat betreft ‘start’ en ‘afmest’ gelegd op 11 weken stalleeftijd”. Dit betekent dat de dierenarts die diergeneesmiddelen voorschrijft op een combi bedrijf, deze tot en met 11 weken na opzet registreert in de categorie rosé-start. Na 11 weken worden voorgeschreven diergeneesmiddelen op combi-bedrijven geregistreerd in de categorie rosé-afmest.
De subcategorie ‘kalveren’ of ‘vleeskalveren’ dient voor geen enkel bedrijf met vleesklaveren meer te worden gebruikt.
Deze wijziging gaat (met terugwerkende kracht) in voor de koppels die na 1 januari 2017 opgezet zijn. De wijziging is door de SGD opgenomen in het beoordelingsprotocol van de Geborgde Vleeskalverdierenarts.
 

CvB Geborgde Vleeskalverdierenarts ondersteunt onderzoek naar kritische succesfactoren van antibioticumgebruik op vleeskalverbedrijven

De Wageningen University & Research (WUR) voert in opdracht van de Stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK) en het ministerie van Economische Zaken een onderzoek uit naar kritische succesfactoren voor het reduceren van het antibioticumgebruik op vleeskalverbedrijven. Voor dit onderzoek wordt een telefonische enquête bij houders van blankvleeskalveren afgenomen. De kalverhouders worden op basis van toeval geselecteerd om deel te nemen. Dit betekent dat vleeskalverhouders uit uw praktijk de komende tijd mogelijk gebeld worden met de vraag of zij deel willen nemen aan deze enquête. Uiteraard worden de resultaten van de enquête anoniem verwerkt en zijn deze beslist niet herleidbaar naar een individueel bedrijf. SBK en het College van Belanghebbenden Geborgde Vleeskalverdierenarts vraagt aandacht voor dit onderzoek en rekent op uw ondersteuning van de medewerking van uw klanten. Wij hopen dat, mocht dat aan de orde zijn, de vleeskalverhouders uit uw praktijk ingaan op de uitnodiging om aan het onderzoek deel te nemen. Bij vragen kunt u contact opnemen met KNMvD afgevaardigden Peter Theeuwes (theeuwes@busmail.net) en/of Teus Kreuger (teus.kreuger@gmail.com) of CPD-afgevaardigde Hans Neleman (j.neleman@xs4all.nl)

 

Herzien model Bedrijfs Gezondheids Plan

Het Model Bedrijfsgezondheidsplan Vleeskalf is herzien. Via onderstaande link wordt u verwezen naar de website van de SGD:  http://www.geborgdedierenarts.nl/Userfiles/sbk-kvk-form-060-(01)-20170301-model-bedrijfsgezondheidsplan.pdf  Dit model is van kracht vanaf 1 maart jl.

 

Herzien formularium Vleeskalveren & Vleesvee

Normvoorschrift VKVC.102 schrijft voor dat het bedrijfsbehandelplan dient te zijn gebaseerd op het meest recente formularium. Onlangs het formularium Vleeskalveren en Vleesvee herzien. De versie 1.0 gedateerd maart 2017 is opgenomen op de website van de Werkgroep Veterinair Antibiotica Beleid:  http://www.wvab.nl/formularia
In dit normvoorschrift van de Geborgde Vleeskalverdierenarts staat ook dat indien een nieuwe versie van het formularium wordt gepubliceerd, het Bedrijfsbehandelplan binnen 6 maanden hierop dient te zijn aangepast. Dit is destijds opgesteld vanwege de introductie van een nieuw, redelijk ingrijpend gewijzigd formularium. In het College van Belanghebbenden komt de eerstvolgende keer aan de orde of het voorschrift kan worden gewijzigd waardoor de regel wordt dat alle bedrijfsbehandelplannen die na de datum van publiceren van een nieuw formularium worden opgesteld of geëvalueerd, volgens het nieuwe formularium worden opgesteld of aangepast. In de volgende Nieuwsbrief ontvangt u hierover bericht.